vrijdag 8 augustus 2014

Kwijt

Aangezien wij een abonnement hebben op Dierenpark Emmen, gaan we er geregeld even naartoe. Soms om alleen even bij de kinderboerderij of de olifanten te kijken, en soms voor een uitgebreidere ronde. We komen er -helaas- nooit onderuit om langs een speeltuin te gaan. Ik ben zelf nogal van het principe 'ik ben in een dierentuin, dus ik wil dieren zien', maar ondanks mijn pogingen om ze ook tot 'mijn geloof' te bekeren, blijven de kinderen nog steeds hangen in 'speeltuin speeltuin SPEELTUIN'. 

Als we met z'n vieren zijn vind ik dat meestal prima, maar ik ben vaak alleen met de kinderen en dan is het toch allemaal iets minder praktisch. Indy redt zich wel, maar Morris is nog geen twee en is in mijn ogen nog net te klein om zich overal alleen te kunnen redden. Zijn eigen ogen denken daar heel anders over, want hij beschikt over een (on)gezonde portie bravoure en klimt en klautert op alles wat hij tegenkomt, met maar één regel: hoe hoger hoe beter! Ik klim dan achter hem aan, over loopbruggen, onder poortjes door die duidelijk niet voor moeders van 1.80 meter gemaakt zijn, en via glijbanen weer naar beneden die gelukkig allemaal breed genoeg zijn om plaats te geven aan mijn derrière. En dit allemaal met een zware luiertas om mijn nek, die vol zit met omkoopmateriaal. Want omkopen is meestal de enige manier om de kinderen weer uit de speeltuin te krijgen. 'Kom jongens, als jullie even mee gaan naar de Savanne, gaan we daar even een koekje eten met wat drinken.' Pedagogisch verantwoord? Vast niet. Effectief? Zeker wel!

Onlangs waren de kids en ik met twee van mijn vriendinnen en hun kinderen naar het dierenpark. Ik heb en passant nog wat nijlpaarden gezien, maar verder hebben we vooral in de grootste speeltuin gezeten. Vriendin Cindy bleef bij de buggy's en tassen zitten, zij had alleen haar jongste zoon Scott (ruim drieënhalf) mee die zich alleen wel redde. Hij vindt zichzelf volgens mij veel stoerder dan zijn vriendinnen Lieke en Indy (dezelfde leeftijd) die met vriendin Elly mee gingen. Ik werd door Morris en Elly's zoon Noud van tweeënhalf meegesleurd naar de hoogste trap met de smalste treden en stond een paar tellen later met twee gezellige peuterjongens bij een best hoge glijbaan te koekeloeren. Hij was breed genoeg om er met z'n drieën tegelijk vanaf te gaan, maar voor ik het wist stond Morris al beneden en wilde Noud zich omdraaien om maar weer de trap naar beneden te nemen. Ondertussen merkte ik op dat Morris verdwenen was en ik pakte Noud op om zo snel mogelijk samen naar beneden te gaan.

In recordtijd scande ik alle trappen om me heen en kwam tot de jammere conclusie dat Morris daar niet op zat. Het klimrek dan. Ook niet. Hoewel ik hard zijn naam riep, bleef ik toch aardig rustig. Morris ziet zoveel uitdaging in de speeltuin, dat de kans me erg klein leek dat hij deze verlaten had. Ik zag een klimhuis waarvan ik vermoedde dat hij daar in was gegaan. Als kind vond ik dit gebouwtje echt geweldig, maar 25 jaar na dato moest ik iets meer moeite doen om me door het kruip-door-sluip-door gangetje te wurmen. Er reageerde geen schattig stemmetje op mijn geroep, dus ik besloot weer terug te gaan. Eenmaal buiten wees een Duitse moeder naar boven. Daar stond ie, mijn eigen kleine Mos, zich van geen kwaad bewust. Hij was inderdaad via het klimhuis naar boven gegaan, met een snelheid die ik voor een bijna-tweejarige voor onmogelijk zou hebben gehouden. 'Mossie woei, mama!', zei hij, waarmee hij vertelde dat hij van de glijbaan zou gaan. 

Ik had nog nooit eerder angstige gevoelens zo snel opzij gezet voor trotse. Trots op Morris, dat hij inderdaad niet van de speeltuin af was gegaan en zich al zo goed kon redden in zo'n grote (lees: enge) speeltuin. En trots op mezelf, dat ik mijn zoon zo goed had ingeschat en het hoofd toch redelijk koel had gehouden. Maar voor de zekerheid vermijd ik deze grote speeltuin voorlopig maar even. Morris is er wel al klaar voor, maar mama nog niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten